Aanleiding en vraagstelling

De gezondheid van mensen staat onder druk, door relatief abstracte en moeilijk beheersbare problemen zoals klimaatverandering, vervuiling en bevolkingsdruk, maar ook door de heel tastbare en alomtegenwoordige ‘obesogene omgeving’, die mensen zo’n 200 keer per dag voor het maken van voedingskeuzen stelt (Dagevos & Munnichs, 2007; Bodor et al, 2010, Voedingscentrum 2020). Mensen die leven in armoede vormen een groep die extra kwetsbaar is voor gezondheidsrisico’s: zij worden er meer aan blootgesteld en vaker en harder door geraakt, zoals de crisis rond de uitbraak van COVID-19 ook weer pijnlijk blootlegt (Van Lancker & Parolin, 2020).

 Kinderen tot 13 jaar vormen een relatief groot deel van de groep mensen in armoede (SCP 2019; CBS, 2019). Achterstanden en tekorten op jonge leeftijd werken bovendien vaak een leven lang door. Kinderen die opgroeien in armoede ontwikkelen zich in vele opzichten minder gunstig, wat tot uiting komt in onder meer lagere schoolprestaties, meer overgewicht, een slechtere algehele gezondheid, een lager inkomen en minder ervaren psychisch welzijn (CBS, 2019; Chaudry & Wimer, 2016; Pollack & Wolfe, 2020; Hernadez et al., 2010). En hoewel de gezondheid van mensen in alle lagen van de bevolking de afgelopen decennia is toegenomen, zijn de verschillen in gezondheid tússen groepen niet afgenomen (Broeders et al., 2018). Wie welvarend en goed opgeleid is wordt gemiddeld ouder en leeft bovendien langer in goede gezondheid dan mensen die zich lager op de maatschappelijke ladder bevinden (Broeders et al., 2018). Verschillen in gezonde levensverwachting tussen lager- en hoger-opgeleiden kunnen oplopen tot wel 19 jaar (Stronks, 2013).

 Natuurlijk zijn er al talloze gezondheidsbevorderende initiatieven en interventies geweest, maar de effecten daarvan blijven achter bij de inspanningen en hoop. Een van de redenen daarvoor is een gebrek aan aansluiting bij de daadwerkelijke leefwereld van de mensen om wie het gaat (Wang et al., 1998). De benadering van leefstijlverandering kan moreel geladen en soms ronduit stigmatiserend zijn, en is vaak lineair en gericht op het (“schuldige” of “zieke”) individu in plaats van op mensen die onlosmakelijk verbonden zijn met hun omstandigheden en omgeving (welke mogelijkheden en beperkingen heeft iemand binnen zijn/haar persoonlijke context) (Wang et al., 1998; Täuber, 2018).  Ook ontbreek het nogal eens aan duiding (waarom is het belangrijk, hoe helpt het mij).

Voor kinderen geldt in het bijzonder dat zij nog weinig (echt) gehoord worden, zeker wanneer het gaat om hun gezondheid (Vis et al., 2011; Gibbs et al., 2018). Hoewel het belang van kinderparticipatie breed erkend wordt en sinds 1989 verankerd is in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, blijkt het vinden van vormen voor betekenisvolle participatie nog een zoektocht (Bijleveld et al., 2020). Dit terwijl interventies bewezen effectiever en duurzamer zijn wanneer dit het geval is, en kinderparticipatie bijdraagt aan empowerment (Bijleveld et al., 2020). Toch wordt er nog veel over en voor kinderen gepraat, in plaats van met hen.

KLIK wilde juist een stem geven aan kinderen zelf. Hun leefwereld, fysieke en sociale omgeving vormden het ijkpunt. Deze aanpak is geworteld in het idee dat gezondheidsbevordering begint bij de dagelijkse leefwereld van kinderen; hoe leven ze, waar eten ze, wat spelen ze en met wie, enzovoort. Door kinderen uit te nodigen en uit te dagen om dit bij zichzelf te verkennen, gingen we samen op ontdekkingstocht naar hoe zij hun gezondheid -en leven in bredere zin- ervaren en wat belangrijk voor ze is. Deze participatieve benadering vindt haar oorsprong in de kritische pedagogiek van Paulo Freire en daaraan verwant gedachtegoed, dat streeft naar het bewerkstelligen van sociale transformatie, door binnen gemeenschappen een cyclisch proces van actie, reflectie en leren in gang te zetten (Freire, 1970; Abma et al., 2019; Abma et al., 2020). ‘Critical consciousness’, een kritisch bewustzijn van de eigen situatie, wordt gezien als noodzakelijk om het belang van en de mogelijkheden tot (gedrags)verandering in te zien, en daarmee als een voorwaarde voor actie en empowerment (Freire, 1970). Een onderzoeker speelt daarbij niet de traditionele rol van “expert” die “informatie komt halen”, maar veeleer van facilitator van een gezamenlijk leerproces. Er wordt geen onderzoek gedaan over, maar mét de mensen om wie het gaat. Door het creëren van de juiste condities ondersteunt de onderzoeker de groei van bewustzijn en inzicht, waardoor mensen beter in staat worden om actie te ondernemen en invloed uit te oefenen (Abma et al., 2020).

KLIK richtte zich op het stimuleren van gezondheidsbewustzijn van kinderen als voorwaarde voor gezondheidsbevordering, en had als overkoepelende vraagstelling:

Hoe beleven kinderen uit gezinnen in achterstandssituaties hun gezondheid en hun dagelijkse leefomgeving in Oud-Charlois, en hoe kunnen vanuit partnerschap met andere betrokkenen in de buurt verbeteringen tot stand komen die de gezondheid bevorderen?

Basisprincipes

Vanaf het begin van het project werd nauw samengewerkt met relevante partnerorganisaties uit de wijk en de stad, om de verschillende kennis over en perspectieven op de gezondheid van kinderen in de wijk te kunnen benutten en integreren. In de beginperiode zijn gezamenlijk basisprincipes voor KLIK geformuleerd, die richtinggevend waren bij het ontwikkelen en uitvoeren van de activiteiten. Deze luiden:

  1. Leefwerelden afstemmen: er heersen soms verschillende regels binnen de verschillende leefwerelden van kinderen (thuis, school en de wijk); idealiter zijn deze op elkaar afgestemd.
  2. Persoonlijkheden met een boodschap inzetten: aansprekende mensen krijgen meer voor elkaar. Ook nemen mensen meer aan van een gelijke/lotgenoot, dan van een expert of buitenstaander. Daarnaast kan een rolmodel mensen inspireren met hun eigen verhaal (ervaringsdeskundigheid).
  3. Opbrengsten in het vooruitzicht stellen: duidelijk en concreet aangeven wat de verandering van leefstijl/gedrag gaat opleveren op de korte of lange termijn.
  4. Kleine stapjes: bereikbare/haalbare doelen stellen per keer, dat motiveert om door te gaan.
  5. Plezier ervaren: het moet vooral ook leuk zijn en je moet je thuis voelen; dat heeft tijd nodig.
  6. Leren door middel van doen en ervaren: kennis beklijft het best door niet alleen te informeren, maar kinderen en ouders ook dingen te laten doen en ervaren. Daarbij is van belang dat er wordt aangesloten bij de belevingswereld van kinderen.
  7. Contextgebonden: door gerichte begeleiding en maatwerk lukt het beter om gedrag/leefstijl aan te passen.
  8. Goed gedrag belonen: laat zien wie goed gedrag vertoont en zet diegene. In het zonnetje.
  9. Empowerment: het krachtiger worden is vereiste om als ouders en kinderen meer regie te krijgen over eigen leven. Dit staat in directe relatie met gezondheid.
  10. Motivatie: voor het bestendigen van de plannen is het van belang dat er bij betrokkenen een intrinsieke motivatie is voor het project. Dit vergroot de deelname en impact van een programma.
  11. Participatie: om daadwerkelijk aan te sluiten bij de doelgroep en hun situatie, is een participatieve aanpak van belang. Bij een participatieve aanpak is een flexibel programma mogelijk, en kan worden ingespeeld op contextgebonden behoeften en vragen van kinderen en ouders enerzijds. Daarnaast stimuleert participatie het gevoel van eigenaarschap, wat bestendiging en borging op de langere termijn positief beïnvloedt.
  12. Creativiteit: anders leren kijken naar jezelf en je leefomgeving helpt om nieuwe gewoonten aan te leren. In KLIK betrekken we consequent kunstenaars en creatieve ondernemers.

De afstemming met partnerorganisaties over de aanpak is gedurende het project voortgezet; zo werd tussentijds herhaaldelijk gezamenlijk gekeken naar waarop de focus zou moeten liggen en wat voor activiteiten daarbij zouden passen. Gedurende de looptijd zijn velen van hen ook betrokken geweest bij de uitvoering van activiteiten, bijvoorbeeld voor het geven van lessen over beweging, voeding, mindfulness, de wildplukwandeling, voor het bereiken van de groep kansarme moeders, enzovoort.

Teneinde de drie leefwerelden (thuis, school en de wijk) een plek te geven in het project en recht te doen aan het eerste basisprincipe, zijn binnen KLIK interventies gedaan op al deze gebieden. Voor het domein ‘thuis’ zijn bijeenkomsten met ouders van de deelnemende scholen georganiseerd en is samenwerking aangegaan met Dona Daria (een organisatie die zich inzet voor een inclusieve samenleving, waaronder voor migrantenvrouwen), DOCK en stichting InMovement. Er was daar al een hecht geworden groep vrouwen uit de wijk, die als tegenprestatie voor hun uitkering een training had gekregen over gezondheid en levensstijl. Met deze groep is binnen KLIK -in samenwerking met InMovement- verder gewerkt aan het vergroten van hun gezondheidsvaardigheden en empowerment, middels een training Empowerment en Photovoice. Deze richtte zich aan de hand van verschillende thema’s op het bekrachtigen van de vrouwen, om zodoende beter voor zichzelf te kunnen zorgen, door een gezondere leefstijl, effectiever communicatie met en presentatie voor anderen, en meer vertrouwen in eigen kracht. De deelnemers onderzochten via fotografie op een speelse manier hun omgeving en maakten verbindingen met hun eigen leven. Het fotograferen werd ingezet als hulpmiddel om zich uit te drukken; om deze vrouwen een stem te geven. Om nog diepgaander inzicht te krijgen in hun ervaringen en behoeften zijn met deze vrouwen ook diepte-interviews gehouden. Met betrekking tot het domein ‘de wijk’ is samengewerkt met de organisatie Thuis op Straat (TOS), een organisatie die jongeren in de wijk begeleidt om kinderen te assisteren bij sport en spel op straat. De straatcoaches/”grote broers en zussen” van TOS hebben een training gevolgd over gezond leven, om hen beter in staat te stellen het goede voorbeeld te geven aan de kinderen op straat in de wijk. Daarnaast is samengewerkt met TOS bij activiteiten in de wijk. Zo werd bij de Beachweek in juli 2017 het belang van water drinken onder de aandacht gebracht en konden ouders kennismaken met gezonde traktaties. Het zwaartepunt is evenwel komen te liggen op het domein ‘school’. Activiteiten in dat domein vonden plaats in samenwerking met andere partners uit de wijk (bijvoorbeeld: Lekker Fit, diëtisten, mindfulness en capoeira-docenten, en zo meer). Het proces binnen dit derde domein is wat in deze Slotfoto wordt uitgelicht.

Methoden

Setting

KLIK is opgezet in Oud Charlois, een wijk in Rotterdam Zuid. In Nederland is Rotterdam een stad waarin relatief veel armoede voorkomt De stad kende 2018 het grootste aandeel huishoudens met een (langdurig) laag inkomen (14,5%) (bron: CBS 2019, armoede en sociale uitsluiting). Binnen Rotterdam is Oud-Charlois een wijk waarin armoede- en gezondheidsproblematiek oververtegenwoordigd zijn. Vanaf schooljaar 2016-2017 werkten we samen met twee basisscholen in Oud-Charlois: De Triangel en OBS Charlois. Op beide scholen namen twee klassen deel, te beginnen in groep 6 (schooljaar 2016-2017) en eindigend in groep 8 (schooljaar 2018-2019). Kleine variaties (door schoolwissel of ziekte) daargelaten namen zo in totaal ongeveer 80 kinderen deel aan de activiteiten in het project, gedurende de looptijd van drie jaar.

Kwalitatieve dataverzameling

De hoofdmoot van het KLIK-project met de scholen bestond uit kwalitatief onderzoek, waarin via zeer uiteenlopende creatieve werkvormen en methoden de kijk van de kinderen (en soms hun ouders) verkend werd op gezond eten, drinken en bewegen, maar ook in bredere zin, hun kijk op hun omgeving, waartegen ze weerzin voelen en waar ze juist van groeien (fysiek of mentaal). De concrete invulling van het programma gedurende de schooljaren gebeurde steeds in wisselwerking met behoeften van de kinderen en de omstandigheden op dat moment; er vond continue reflectie en adaptatie plaats. Bij het kiezen van de focus voor elk nieuw schooljaar, en het bedenken van activiteiten die daarbij pasten, werd steeds gereflecteerd en voortgebouwd op eerdere activiteiten en op aandachtspunten die door de leerkrachten, partnerorganisaties en de kinderen zelf naar voren werden gebracht. Binnen de activiteiten werd gebruik gemaakt van de volgende methoden:

Creatieve en speelse werkvormen

De kinderen gingen via allerlei activerende, creatieve en speelse werkvormen aan de slag met vraagstukken rond voeding en beweging. Dingen zelf doen en onderzoeken, door te kijken, voelen, proeven en ervaren stond hierin centraal. Ook werd gelet op waaraan de kinderen plezier beleefden en het zorgen voor een grote diversiteit/variatie in het aanbod van activiteiten.

Fotografie en photovoice

Een middel dat daarbij vaak werd ingezet was fotografie. De toepassing hiervan was tweeledig. Enerzijds werd fotografie in veel activiteiten gebruikt als middel om de kinderen hun kijk op hun leefomgeving, behoeften en interesses te laten uitdrukken, op een andere manier dan via taal (Abma & Schrijver, 2019). Anderzijds was het fotograferen door de onderzoekers zelf een middel om het proces doorlopend vast te leggen en inzichtelijk te maken, en observaties ook letterlijk in beeld te brengen.

Participerende observatie

Naast via fotografische verslaglegging werden alle activiteiten ook schriftelijk vastgelegd. Alle activiteiten vormden tegelijkertijd een bron van onderzoek. De onderzoekers waren ontwikkelaar, maar ook begeleider en/of deelnemer van alle activiteiten. Daarbij hielden zij voortdurend een gedetailleerd logboek bij, waarin het gehele proces van totstandkoming en uitvoering van de activiteiten werd bijgehouden en ook observaties van dit proces werden beschreven. De verbinding tussen de ontwikkeling en uitvoering van het project maakte dat de onderzoekers steeds konden reflecteren op het proces en tussentijds konden bijsturen, om optimaal in te kunnen spelen op actuele ontwikkelingen of behoeften.

 

(Groeps-)Interviews

Gedurende het project zijn partners uit de wijk en de stad (herhaaldelijk) geïnterviewd, teneinde bevorderende en belemmerende factoren voor gezondheidsbevordering in kaart te brengen en steeds samen te kijken naar actuele ontwikkelingen, behoeften en (samenwerkings-)mogelijkheden. Hierbij ging het om medewerkers van het CJG, Cultuurscout Charlois, Apta, Diëtistenpraktijk de Groene Appel, Dona Daria, In Movement, Jeugdcultuurfonds, Lekker Fit!, Mindful Netwerk, Opzomer mee, Sportstimulering Charlois, Stichting Cowell, ‘t Otje, Huisartsenpraktijk Charlois, Stichting B.a.d. en Thuis op Straat (TOS). Daarnaast werd ieder schooljaar begonnen en afgesloten met het interviewen van de betrokken leerkrachten en directeuren van de twee deelnemende scholen. Ook met de deelnemende kinderen zijn verschillende keren (groeps-)interviews gehouden, evenals met ouders van de twee scholen (en gedeeltelijk van de deelnemende kinderen); ongeveer 20 ouders namen hieraan deel. Na afloop van het project zijn nogmaals experts, belanghebbenden en betrokkenen geïnterviewd.

Kwantitatieve dataverzameling

Om resultaten uit het kwalitatieve onderzoek te staven en in een breder perspectief te kunnen plaatsen zijn parallel hieraan ook kwantitatieve data verzameld. Dit onderzoek bestond uit een voor-, tussen- en eindmeting en was gericht op het beantwoorden van de volgende vragen:

  1. In hoeverre vinden veranderingen plaats in de mate van overgewicht en ervaren gezondheid onder de deelnemende kinderen?
  2. In hoeverre zijn deelnemende kinderen en hun ouders gezonder gaan leven gedurende de looptijd (en onder invloed) van KLIK?
  3. Hoe tevreden zijn kinderen en ouders over KLIK en wat zijn de ervaren leereffecten?

Om deze te beantwoorden is gebruik gemaakt van de volgende kwantitatieve onderzoeksmethoden, aangevuld met bronnenonderzoek en documentanalyse:

Vragenlijstonderzoek kinderen en ouders

Aan het slot van elk schooljaar heeft het Mulier Instituut door middel van vragenlijstonderzoek onder de deelnemende kinderen en hun ouders gegevens verzameld over ervaren gezondheid, gezond gedrag, levensstijl en over de KLIK-lessen. Bij het opstellen van de vragen is gelet op eenvoudig taalgebruik en een kindgerichte presentatie (bijvoorbeeld smileys als antwoordcategorieën). De vragenlijsten onder de kinderen werden afgenomen in de klas, in aanwezigheid van onderzoekers van het Mulier Instituut. De vragenlijsten onder ouders zijn verspreid via de kinderen en thuis door ouders ingevuld.

Secundaire data-analyse

Lekker Fit!, een organisatie die zich inzet voor het terugdringen van overgewicht onder Rotterdamse kinderen, doet elk jaar metingen op Rotterdamse basisscholen, omtrent het BMI en de fitheid van kinderen. Deze data zijn geanonimiseerd beschikbaar gesteld voor de kwantitatieve evaluatie van KLIK.

Leeswijzer

De vervolgdelen van dit verslag leiden je stapsgewijs rond in het project. Om te beginnen wordt in het procesverslag stapsgewijs beschreven hoe het project er concreet uitzag; welke activiteiten we door de jaren heen met de kinderen hebben ondernomen. In het fotoverslag wordt dit proces visueel gemaakt aan de hand van foto’s, gemaakt door de kinderen zelf en door fotograaf Janine Schrijver. In het derde deel zoomen we uit en kijken we terug op wat het project ons geleerd heeft: wat is de impact ervan en welke werkzame principes kunnen we onderscheiden. In het vierde en laatste deel, ten slotte, richten we de blik vooruit naar wat dit ons zegt over, en kan brengen voor de toekomst.